Overbruggingsplan

In aanloop naar het nieuwe pensioenstelsel mogen pensioenfondsen gebruik maken van soepelere regels voor het verhogen van pensioenen. Pensioenfondsen mogen van deze regels gebruik maken als sociale partners (werkgever en vakverenigingen) bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel de opgebouwde pensioenen willen omzetten naar de nieuwe pensioenregeling. Sociale partners en de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden hebben aan het pensioenfonds gevraagd gebruik te maken van de soepelere regels om zo de pensioenen maximaal te kunnen verhogen. Hierdoor begint iedereen straks zo goed mogelijk aan de nieuwe pensioenregeling. Om gebruik te mogen maken van de soepelere regels zijn we wettelijk verplicht een overbruggingsplan in te dienen bij De Nederlandsche Bank. Hierin beschrijven we:

  • - waarom we gebruik willen maken van de soepelere regels voor 
      pensioenverhogingen;
  • - dat het gebruiken van de soepelere regels verantwoord is;
  • - wat de invloed hiervan is op deelnemers.

De soepelere regels sluiten goed aan bij het nieuwe pensioenstelsel, waarin minder buffers worden aangehouden en de pensioenen eerder worden verhoogd maar ook eerder worden verlaagd.

Waarom soepelere regels?

De soepelere regels zijn de opvolger van de versoepelde regels waar pensioenfondsen in 2022 en 2023 gebruik van konden maken. Hierdoor konden wij in 2022 en 2023 de pensioenen extra verhogen. Deze tijdelijk versoepelde regels waren van toepassing tot de nieuwe pensioenwet inging op 1 juli 2023. In het nieuwe pensioenstelsel gaan pensioenen meer meebewegen met de economische ontwikkelingen. Het wordt makkelijker om de pensioenen te verhogen. Aan de andere kant gaan de pensioenen ook eerder omlaag, omdat er minder buffers zijn om tegenvallers mee op te vangen. Pensioenfondsen die van plan zijn om de opgebouwde pensioenen om te zetten naar de nieuwe pensioenregeling mogen nu al de soepelere regels gebruiken. We mogen dan vanaf een dekkingsgraad van 105% de pensioenen volledig verhogen zolang de dekkingsgraad na de verhoging boven 105% blijft. Volgens de bestaande regels mogen we pas gedeeltelijke verhogingen toekennen als de dekkingsgraad hoger dan 110% is en volledige verhogingen vanaf een dekkingsgraad van (nu) 145%. Deze laatstbedoelde dekkingsgraad van 145% varieert in de tijd en is onder andere afhankelijk van de hoogte van de rente en inflatie.

Beleid omtrent pensioenverhogingen

Het bestuur houdt vast aan het bestaande beleid dat uitgaat van het maximaal verhogen van de pensioenen binnen de wettelijke mogelijkheden. Er kunnen verhogingen worden toegekend vanaf een dekkingsgraad van 105%. Voorwaarde hierbij is dat na het verhogen van de pensioenen de dekkingsgraad niet onder 105% mag zakken. Als de (beleids)dekkingsgraad* op enig moment onder 105% zakt dan moet het pensioenfonds de pensioenen verlagen, zodat de dekkingsgraad weer op 105% uitkomt. Overigens is het op basis van de soepelere regels niet mogelijk om inhaalverhogingen toe te kennen. De dekkingsgraad vanaf waar dat mogelijk is blijft onveranderd (momenteel circa 145%) en ligt een stuk hoger dan onze dekkingsgraad op dit moment.

*De beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden.

Invaardekkingsgraad

De invaardekkingsgraad is de dekkingsgraad die een pensioenfonds minimaal nodig heeft voor een verantwoorde omzetting van de opgebouwde pensioenen naar de nieuwe pensioenregeling en het vullen van nieuwe financiële buffers, het zogenoemde invaren.

Wettelijke minimale invaardekkingsgraad

De wet heeft een minimale invaardekkingsgraad vastgesteld van 95%. Dit betekent dat een pensioenfonds de opgebouwde pensioenen alleen mag omzetten naar de nieuwe pensioenregeling als de dekkingsgraad op dat moment 95% of hoger is.

Gekozen minimale invaardekkingsgraad

Het bestuur van Pensioenfonds Hoogovens heeft gekozen voor een minimale invaardekkingsgraad van 105%. Dit is dus hoger dan de wettelijk verplichte invaardekkingsgraad. We kiezen hiervoor omdat dit het niveau is dat we op basis van de huidige inzichten nodig hebben om over te gaan naar de nieuwe pensioenregeling. De gekozen minimale invaardekkingsgraad is dezelfde dekkingsgraad die volgens ons beleid minimaal moet overblijven na het toekennen van pensioenverhogingen. Gevolg van het gebruiken van de soepelere regels is wel dat als de dekkingsgraad eind 2024 onder 105% zakt de pensioenen verlaagd kunnen worden. Als we geen overbruggingsplan vast stellen dan ligt die grens op 90%.

Gevolgen dekkingsgraad

We hebben gekeken naar de gevolgen voor onze financiële situatie als we gebruik maken van de soepelere regels. Als we de pensioenen eerder en meer verhogen krijgen pensioengerechtigden een hogere pensioenuitkering. Ook de opgebouwde pensioenen van deelnemers die nog niet met pensioen zijn gaan dan omhoog. Door verhogingen van de pensioenen daalt de dekkingsgraad. Dit betekent dat er minder geld is om financiële tegenslagen op te vangen. De kans dat het nodig is om de pensioenen te verlagen neemt dan toe, maar de verlaging vindt dan wel plaats vanaf een hoger pensioen. De kans op verlaging blijft echter klein, omdat onze financiële situatie goed is. We verwachten dat de dekkingsgraad bij de overstap naar de nieuwe pensioenregeling hoger zal zijn dan de gekozen minimale invaardekkingsgraad van 105%.

Invloed op verschillende groepen en leeftijden

De gevolgen van de soepelere regels zijn niet voor iedereen hetzelfde. Maar het bestuur kijkt bij elk besluit dat genomen wordt naar de gevolgen voor de verschillende groepen en of dit evenwichtig is. Hier is ook naar gekeken bij het besluit over het gebruik maken van de soepelere regels. Ook het Verantwoordingsorgaan, waarin de verschillende groepen zijn vertegenwoordigd, heeft meegekeken en ingestemd met het besluit om het overbruggingsplan in te dienen. Per groep is berekend wat de waarde van het pensioen is als er gebruik wordt gemaakt van de bestaande regels (FTK) en wat de waarde van het pensioen is als gebruik gemaakt wordt van de soepelere regels (Transitie-FTK). Deze waarde noemen we ‘netto profijt’. Dit is een ingewikkelde wettelijk verplichte berekening die we moeten gebruiken om de verschillen per leeftijd te laten zien.

In onderstaande afbeeldingen ziet u het verschil tussen de waarde van het pensioen van de verschillende groepen en leeftijden op basis van de huidige regels en de soepelere regels. Dit wordt uitgedrukt in netto profijt. Hieruit blijkt dat de soepelere regels gunstig zijn voor actieve deelnemers vanaf ongeveer 60 jaar. Voor de jongere deelnemers is er een zeer beperkt nadeel. Voor oud-werknemers geldt ongeveer hetzelfde. Jongere deelnemers hebben echter nog een langere tijd voordat ze met pensioen gaan en de kans dat ze dit nadeel goed kunnen maken is aanzienlijk. De ruimere regels zijn gunstig voor alle pensioengerechtigden.

Bij eerder toegekende pensioenverhogingen was de verdeling van deze netto profijteffecten ongeveer hetzelfde. Het bestuur weegt al deze effecten, veroorzaakt door toepassing van de soepelere regels voor pensioenverhogingen gedurende de afgelopen jaren en komende periode, mee als er een buffer verdeeld moet worden op het moment van het omzetten van de pensioenen naar de nieuwe pensioenregeling.

Actieve deelnemers

Gewezen deelnemers (slapers)

Pensioengerechtigden

Klik hier voor vragen en antwoorden over het overbruggingsplan. Heeft u vragen of opmerkingen? Neem dan contact met ons op.