Juli 2024

Inleiding

We verhogen (indexeren) de pensioenaanspraken en -uitkeringen van alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden per 1 juli 2024 met 3,25%, mede op basis van versoepelde wettelijke regels. De overheid heeft namelijk de indexatiemogelijkheden verruimd in aanloop naar het nieuwe pensioenstelsel. Onze doelstelling is om bij overgang naar het nieuwe pensioenstelsel de pensioenen van alle deelnemers zoveel mogelijk aan te laten sluiten op onze ambitie van het volledig laten meegroeien van de pensioenen met de stijging van de CAO-lonen bij Tata Steel in IJmuiden. We hebben daarom besloten gebruik te maken van de versoepelde regels. Voorwaarde om de versoepelde regels te mogen gebruiken is het opstellen van een overbruggingsplan voor de periode tot aan de verwachte overgang naar de nieuwe pensioenregeling. In dit plan wordt beschreven dat het gebruiken van de versoepelde regels verantwoord is en wat de invloed is op deelnemers. U vindt ons overbruggingsplan hier.

De gevolgen van de verhoging met 3,25% op korte en op langere termijn zijn bekeken. De extra indexering door versoepelde wetgeving per 1 juli 2024 is 1,48%[1]. We hebben de belangen van alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden goed afgewogen. De versoepelde wetgeving vereist dat we voor de extra indexering die als gevolg van de versoepelde wetgeving kan worden toegekend, beschrijven welke generatie-effecten deze indexering heeft. De generatie-effecten moeten we uitdrukken in termen van netto-profijt. Deze effecten zijn opgenomen in het overbruggingsplan. Hiernaast beoordelen we de generatie-effecten op basis van onze eigen maatstaven.

Ieder geboortejaar ontvangt dezelfde indexering van 3,25% (we maken geen onderscheid in indexeringspercentage tussen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden). Iedereen gaat er dus evenveel op vooruit. Dit vinden we evenwichtig. Hieronder brengen we de effecten op langere termijn in kaart.

Extra kwantificering op basis van ons scenariomodel

Naast de hierboven genoemde kwantificering is er aanvullend gekeken naar pensioenresultaten van zeven representatieve leeftijdscohorten. Hiervoor hebben we ons scenariomodel gebruikt dat ons ondersteunt bij onze besluitvorming. De uitkomsten van dit model hebben wij als evenwichtig beoordeeld.

Uitkomsten scenariomodel

Door indexeren daalt de dekkingsgraad waardoor de kans op korten toeneemt en toekomstige indexaties lager worden. Dit kan voor deelnemers en pensioengerechtigden van verschillende leeftijden verschillend uitpakken. Door de indexatie per 1 juli 2024 daalt de startdekkingsgraad in het scenariomodel met 4,1 %-punt. In het geval we geen gebruik hadden gemaakt van de versoepelde regels zou de startdekkingsgraad dalen met 2,3%-punt. Het gebruik van de versoepelde regels leidt dus tot een extra daling van de dekkingsgraad met 1,8%-punt.

De berekeningen zijn gemaakt met een horizon van drie jaar. We bekijken hoe groot de effecten zijn in 2027.

Voor het kwantificeren maken we gebruik van de wettelijke standaardmethode, met een spreidingstermijn van 10 jaar, om in te varen (het omzetten naar de nieuwe pensioenregeling).

Voor de bepaling van de generatie-effecten maken we gebruik van invaarratio’s.

Invaarratio wordt gedefinieerd als de verhouding tussen:

• vermogen bij invaren volgens de wettelijke standaardmethode
• vermogen bij invaren dat behoort bij volledige indexering en pensioenopbouw tot aan moment van invaren en een invaardekkingsgraad van 100%

Een invaarratio boven 100% betekent dat bij overgang naar het nieuwe pensioenstelsel de pensioenaanspraken of -uitkeringen toenemen voor een deelnemer respectievelijk pensioengerechtigde. Bij een invaarratio onder 100% is er sprake van een afname.

We bekijken 2 scenario’s:

1. scenario met 1,77% indexatie (op basis van gedeeltelijke looninflatie)
2. scenario met 3,25% indexatie (op basis van volledige looninflatie)

De berekeningen zijn gebaseerd op een scenario dat de nieuwe pensioenregeling start per 1 januari 2027.

De resulterende invaarratio’s voor de mediane en slecht weer scenario’s zijn dan als volgt:

 

Uit deze berekeningen blijken de voorgestelde indexaties een beperkte impact te hebben op de invaarratio’s en deze impact verloopt voor de verschillende generaties conform de verwachtingen (voor ouderen iets gunstiger dan voor jongeren). Hierbij valt op te merken dat de invaarratio’s meer evenwichtig worden wat komt doordat ouderen, door sterfte, in het model minder profiteren van “het uitdelen van de buffer” in het nieuwe pensioencontract.

Voor de generatie-effecten kijken we vervolgens naar de relatieve impact van de indexatie op de invaarratio’s. De relatieve impact van de versoepelde wetgeving is het verschil tussen scenario 2 ten opzichte van scenario 1; dit is een extra indexatie van 1,48%.

Bij gebruik van de volledige indexatieruimte daalt de mediane invaarratio van een 25-jarige met circa 1,2% (van 134,9% naar 133,7%) ten opzichte van het scenario van gedeeltelijke indexatie. De 25-jarige profiteert dus iets minder van overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Voor de pensioengerechtigden heeft de extra indexatie een licht positief effect op hun invaarratio. Zij gaan er iets op vooruit. Het sneller indexeren heeft dus een voordeel voor de pensioengerechtigden, en een (gering) nadeel voor jonge actieven.

Tot slot kijken we naar de impact van korten en de kans op korten in de komende anderhalf jaar.

Hier zien we dat bij gebruik van de volledige indexatiemogelijkheden de kans op korten eind 2025 stijgt van 2,4% naar 3,1% ten opzichte van het scenario van geen indexatie. De omvang van een dergelijke korting blijft gelijk.

De verandering van de kortingskansen is beperkt. Daarbij merken we op dat de kans op korten per definitie toeneemt als gevolg van verhoging van de pensioenen en de daarmee gepaard gaande afname van de dekkingsgraad.

 

[1] Er is 3,25% toegekend in plaats van 1,77% die zonder de versoepelde regels  toegekend had mogen worden.